gepubliceerd in: Boekenpost, 13 (2005), nr. 80, p. 40-41

Antiquariaat  De Wereld aan de Wand

homepage
De Wereld aan de Wand
foto-overzicht
Collectie De Wereld aan de Wand
informatie
(school)wandkaarten
Publicaties

XI
Schoolkaarten vol plaatjes:
Verlevendiging van het aardrijkskunde-onderwijs
door de methode Bakker en Rusch


door Lowie Brink en Lucy Holl

"De mannen die zoveel plaatjes in de provincies stopten", werden ze eens in een tijdschrift genoemd: Wijbren Bakker en Harmannus Rusch. De twee onderwijzers werkten vanaf 1938 samen vol overgave aan hun uitgebreide aardrijkskundemethode. De kleurrijke, geïllustreerde wandkaarten, atlassen en leerboekjes spraken de scholen aan. Ze werden decennia lang een kassucces voor uitgeverij Dijkstra.

"Wat is het jammer dat ons werk zo’n ontijdig einde heeft gekregen, niet? Laatst moest mijn boekenkast worden schoongemaakt en toen kreeg ik alles weer eens in handen. Met weemoed, dat vertel ik je. Zouden we dit jaar nog aan de slag kunnen? Ik verlang er hartstochtelijk naar." Dat schreef Bakker op 28 februari 1945 aan Rusch. De twee onderwijzers waren elkaar een paar jaar voor de oorlog in Sneek tegengekomen tijdens een hoofdaktecursus. Onderwijzer Rusch was toen al een fervent ontwikkelaar van eigen lesmateriaal. Hij maakte zwart-wit landkaartjes die de kinderen konden inkleuren, zette zelf gemaakte verkeerslichten en -borden in het bos voor de fietsles, tekende een compleet ganzenbordspel achterop een oude schoolplaat en bedacht een breukendoos. Hij deed het vooral uit idealisme, maar mede dankzij Bakker zag hij in dat er geld met de lesmaterialen te verdienen was. Het tweetal stapte op uitgever Jacob Dijkstra in Groningen af. Ze werden doorgestuurd naar zijn broer, S.J.P. Dijkstra in Zeist, die nog niet zo lang in het uitgeefvak zat. Deze ging in zee met Bakker en Rusch, en haalde met hun aardrijkskundemethode meteen een grote klapper in huis. De oorlog zette het enthousiaste tweetal noodgedwongen even op non-actief, maar in de jaren daarna lieten ze zich door niets meer stoppen.

H. Rusch legt de laatste hand aan het rechter bovenblad van de 'Wandkaart van Nederland' (tweede druk, 1950). Let op de sigarendoosjes met plaatssymbolen.

BEELDPEDAGOGIE

In die jaren '40 en '50 van de vorige eeuw was 'onderwijsvernieuwing' een 'buzzword' in de onderwijswereld. Ook het vak aardrijkskunde ging op de schop, en daarbij speelde de nieuwe aardrijkskundemethode voor de lagere school van Bakker en Rusch (geïntroduceerd in 1941) een grote rol. Wie de atlaskaarten en wandkaarten van deze methode bekijkt, ziet meteen waarin de grote vernieuwing schuilt. De kaarten bevatten voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse schoolkartografie een groot aantal kleine, aantrekkelijke illustraties, 'plaatjes', als symbolen voor diverse economische activiteiten. Kinderen zijn sterk visueel gericht, stelden Bakker en Rusch. De traditionele, 'lege' schoolkaart maakte daarom plaats voor een levendige kaart, "die te denken geeft". De twee onderwijzers verlevendigden niet alleen de kaarten van de Nederlandse provincies, Europese landen en wereld(delen); ook in de plattegronden van Amsterdam en Rotterdam staan figuratieve kaartsymbolen zoals kamelen (Artis), dirigenten (Concertgebouw), treinen, scheepskranen en schilderijen (Rijksmuseum, Boymans). En de bijbehorende tekstboekjes van deze visuele methode staan eveneens zo vol illustraties, dat "bijna alles wat besproken wordt op een of andere manier te zien is" (aldus Bakker en Rusch in hun toelichting 'Aardrijkskunde in beproefde banen'). Plaatjes kunnen kinderen begrijpen én onthouden. Tegelijkertijd waren dorre teksten uit den boze. Ze gebruikten korte en kernachtige teksten om "de poëzie van dit mooie vak aan onze leerlingen mee te delen". Ze wilden dat de kinderen zo veel mogelijk het land introkken om met eigen ogen te zien wat ze op school hadden geleerd: "Het is wel heel aardig om een mooi getekend plaatje van de Amsterdamse grachten te bekijken, maar krijg je niet een klein kriebeltje in je bloed om ze nu ook eens echt te gaan zien?", schreven ze in 'Een Brief' aan het einde van een van de tekstboekjes. "Geef ons de hand erop, dat je de levende Aardrijkskunde niet vergeten zult te beoefenen als je van school bent, want het zal je oneindig veel plezier doen."

Wandkaartcode FRI_DY
Schoolwandkaart van Friesland door W. Bakker en H. Rusch (ca. 1948, 82 x 107 cm).

APPELS EN PEREN

Een tweede kenmerkend, vernieuwend aspect van de methode Bakker en Rusch was de sterk sociaal-economische oriëntering. Uit hun toelichting bij de methode blijkt dat Bakker en Rusch bewust gekozen hebben voor de Franse 'géographie humaine', waarin de mens als een wezen wordt gezien dat actief in het fysisch milieu ingrijpt. Dus geen traditionele grondsoortenkaarten meer, maar bodemgebruikkaarten, zodat kinderen zien wat de mens met de bodem doet. Bakker en Rusch schonken verder veel aandacht aan industrie, handel, scheepvaart en de strijd tegen het water. De opkomst van de economische geografie had al eerder in de 20e eeuw zijn sporen nagelaten in de Nederlandse schoolkaarten. Het Friese tweetal heeft zich wellicht laten inspireren door de 'Economische Atlas der Geheele Aarde' van R. Bos en K. Zeeman (1924) of door de '[Wand]kaart der Hoofdmiddelen van Bestaan in Nederland' van R. Schuiling (1914). Maar met hun gebruik van figuratieve economische kaartsymbolen lieten Bakker en Rusch voor het eerst de economische activiteiten tot leven komen. Een derde pijler van de methode was de beperking van de hoeveelheid feitenkennis, en het accent op functionele, logische verbanden tussen aardrijkskundige begrippen. Het vernieuwende zit hem daarbij vooral in de beeldende wijze waarop deze verbanden worden gelegd. Alleen al door naar de kaart te kijken ontstaat er een sterke associatie tussen het topografische en economische kaartbeeld. Een voorbeeld zijn de appels, peren en bakstenen die in de kaarten langs de grote rivieren zijn afgebeeld. Om gemor over het geringe aantal plaatsen in de eigen omgeving te voorkomen, konden scholen met behulp van bijgeleverde plakkertjes het aantal plaatsen op de wandkaarten uitbreiden.

Wandkaartcode AFR_DY1
Fragment (Belgisch Kongo en omgeving) van de schoolwandkaart van Afrika door W. Bakker en H. Rusch (1952).

VLIJTIG

Bakker en Rusch waren zeer gemotiveerd en vlijtig. Bakker werkte aanvankelijk in het Friese Gaast (en verhuisde later naar St. Pancreas, Arnhem en uiteindelijk Leeuwarden). Rusch zat indertijd twintig kilometer verderop in Balk (en werkte vanaf 1953 als hoofd van een protestantse lagere school in Steenwijk). Vervoer was schaars en kostbaar in die jaren in en na de oorlog, en soms ging Rusch op de schaats over de Friese wateren naar Bakker. Zoon Gerard Rusch herinnert zich gezamenlijke vakanties van de twee gezinnen op de Veluwe halverwege de jaren vijftig, waarbij Bakker en Rusch elke morgen steevast een paar uur aan het werk togen. "Na de Tweede Wereldoorlog schoten de methoden als paddestoelen uit de grond. Er moest hard gewerkt worden om de concurrentie voor te blijven."

KASSUCCES

De titels van de drie leergangen van de methode: 'Ons Eigen Land' (1941), 'Ons Werelddeel' (1949) en 'Onze Aarde' (1949) zullen velen nu nog bekend in de oren klinken. De eerste leergang behandelde Nederland provinciegewijs en was leverbaar in een eenvoudige variant (A) en een uitgebreide variant (B, eerste druk 1949). Op verzoek van onderwijzers plaatsten Bakker en Rusch in de atlas 'Ons Eigen Land B' naast elke provinciekaart met bodemgebruikkleuren ook een kaart met de meer vertrouwde grondsoortenkleuren. De methode was overzichtelijk opgezet. Elk van de drie leergangen was opgebouwd uit een atlas, tekstboekje, vragenboekje, werkkaartjes en wandkaarten (de laatste vanaf 1948). Deze onderdelen waren bovendien goed op elkaar afgestemd. Zo zijn de kaarten in de atlassen vrijwel identiek aan de wandkaarten voor klassikaal gebruik. Ze actualiseerden alle onderdelen regelmatig. In 1956 werd de kaart 'West-Indië' bijvoorbeeld vervangen door de twee nieuwe kaarten 'Suriname' en 'Nederlandse Antillen', en werden er nieuwe kaarten toegevoegd en later weer verwijderd ('Indonesië', 'Nederlands Nieuw Guinea'). Rassenkopjes op hun wereldkaart konden eerst nog wel, maar werden later weggelaten. De contacten met uitgever Dijkstra waren intensief. Bij het 25-jarig jubileum van de uitgeverij halverwege de jaren zestig gaven Bakker en Rusch een tegeltableau van hun kaart van Nederland. De aardrijkskundemethode was een groot verkoopsucces voor de nog jonge uitgeverij Dijkstra in Zeist, en heeft het ruim dertig jaar volgehouden. Je kon haast geen lagere school binnenlopen zonder de kaarten met plaatjes aan de wand te zien hangen. Het scheelde niet veel of de atlas 'Ons Eigen Land A' bereikte, net zoals dat andere kassucces de Bosatlas in 1988, een 50e druk (48e en laatste druk in 1969). Een en ander ging natuurlijk niet ongemerkt aan de concurrentie voorbij. Uitgeverij Van Goor en Zonen kwam in 1951 met de aardrijkskundemethode 'Zien, denken, doen en leren' van Kloosterman, Koekkoek en Van Mourik, waarbij vergelijkbare, zij het minder in het oog springende economische symbolen in de kaarten waren verwerkt. En natuurlijk ging dit gepaard met discussies tussen voor- en tegenstanders van de methodes. Als in het 'Christelijk Schoolblad' over de Van Goor-methode geschreven werd: "Er is niet lukraak van alles overboord gegooid en niet overdadig met nieuwigheden gewerkt. Wat niet van alle moderne methoden kan worden gezegd", dan is duidelijk welke moderne methode de recensent vooral op het oog had. De brede acceptatie van de methode Bakker en Rusch op lagere scholen spreekt echter, ondanks het gebruikelijke gekissebis in schoolbladen, nog steeds boekdelen.

TROTS

Bakker en Rusch waren ongetwijfeld trots op hun prestaties, maar in ieder geval Rusch liet dat nooit expliciet blijken, herinnert zijn zoon zich. "Ik doe toch gewoon mijn werk", zei hij. "Mijn vader was altijd bezig, op school, in de kerkenraad. Na zijn pensionering gaf hij nog Nederlands en Aardrijkskunde op een LTS en was inspecteur van het christelijk onderwijs." Gerard Rusch beschrijft het kantoor van zijn vader op zolder waarin een - zelfgemaakte - tekentafel stond. De kamer was volgestouwd met boeken. "Avond aan avond zat mijn vader te tekenen en drukproeven te corrigeren. We wisten dat we hem daar met rust moesten laten." Bakker was vaardig met de pen, zijn vader deed het technische werk aan de kaarten. Met Oost-Indische inkt trok Rusch nauwkeurig de loop van kustlijnen, grenzen en rivieren uit de Grote Bosatlas over en gaf aan waar hij welke kleuren en symbolen wilde. De drukker vergrootte of verkleinde de kaarten. Rusch deed er vaak wat voorbeeldplaatjes bij voor de tekenaars, vooral uit de Oosthoek-encyclopedie en de Winkler Prins. Desondanks ging het niet altijd goed. De tekenaars namen de aanwijzingen soms erg letterlijk. Gerard Rusch: "Op een proefversie van Azië zag mijn vader tot zijn verbazing allemaal katjes getekend: hij had het woord katoen in zijn aanwijzingen voor de tekenaars afgekort tot 'kat.'" Vader Rusch had graag gezien dat zoon Gerard (ook onderwijzer) samen met een zoon van Bakker hun werk had voortgezet. Maar de tijden waren veranderd. Het werk van nijvere onderwijzers werd overgenomen door 'werkgroepen' bij de uitgeverijen. En ook de pedagogische inzichten veranderden continu. De schoolkaarten van Bakker en Rusch hebben zich echter een vaste plaats veroverd zowel in de geschiedenis van het aardrijkskunde-onderwijs, als in het visuele geheugen van een hele generatie leerlingen.


Alle wandkaarten van de methode Bakker en Rusch staan afgebeeld in het 'Bibliografie en foto-overzicht Nederlandse schoolwandkaarten' op www.wereldaandewand.nl


homepage
De Wereld aan de Wand
foto-overzicht
Collectie De Wereld aan de Wand
informatie
(school)wandkaarten
Publicaties