gepubliceerd in: Geografie, 31 (2022), nr. 8, p. 32-34 (deel 1)
                            Geografie, 31 (2022), nr. 9, p. 26-28 (deel 2)
                            Geografie, 32 (2023), nr. 1, p. 30-31 (deel 3)


Antiquariaat  De Wereld aan de Wand

homepage
De Wereld aan de Wand
foto-overzicht
Collectie De Wereld aan de Wand
informatie
(school)wandkaarten
Publicaties

XXXIII
Een kaart vol stamverwantschap:
De Eerste Hollandsche schoolkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek


door Lowie Brink

Stamverwantschap tussen Nederlanders en Afrikaners is later wel een mythe genoemd, maar tussen 1881 en 1902 was de Nederlandse sympathie voor de 'Afrikaner neven' wijdverbreid. Een Nederlandse schoolwandkaart uit 1892 van de Zuid-Afrikaanse Republiek, ook wel Transvaal genoemd, is daar een sprekend voorbeeld van.

Eerste Hollandsche schoolkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek uit 1892 (135 x 127 cm, collectie De Wereld aan de Wand).

Het wapen van Transvaal is op de wandkaart kunstzinnig in de kaarttitel geplaatst, en de huifkar daarin is niet zo maar een versiering. De 'ossewa' (ossenwagen) staat symbool voor de 'Grote Trek' van Nederlandstalige Afrikaner boeren. Vanaf 1833 trokken deze 'Voortrekkers' uit onvrede met het nieuwe Engelse bewind in de Kaapkolonie noordwaarts de binnenlanden van Zuid-Afrika in. Na veel tegenslag en bloedvergieten stichtten zij daar de boerenrepublieken Oranje Vrijstaat en Transvaal, en Engeland had er een 'colonial competitor' bij. Enkele opvallende karaktereigenschappen van deze trekboeren, kortweg Boeren genoemd, kunnen aan het geïsoleerde bestaan in Zuid-Afrika worden toegeschreven: 'Men moet tot onze 17e eeuw teruggaan om mannen te vinden, die wat denkbeelden en gevoelswijze aangaat met Afrikaners te vergelijken zijn.' [1] Ze waren vrijheidslievend, patriarchaal, xenofoob, afkerig van uiterlijk vertoon en calvinistisch: 'Onder 's Heeren leiding wist een volk, grootendeels van Nederlandsche afkomst, het donker Afrika te ontsluiten.' [2] Racisme was in de grondwet van Transvaal vastgelegd: 'Gelijkstelling van gekleurden met blanken is niet toegestaan, noch in Kerk noch in Staat.' [3] En natuurlijk had een beetje Boer een baard. [4] Al deze eigenschappen kwamen samen in hét symbool van de Boeren, Paul Kruger (1825-1904), de op de wandkaart afgebeelde president van Transvaal van 1884 tot 1902. Mede onder leiding van 'Oom Paul' zouden de Boeren in december 1880 de wapens opnemen tegen het machtige Engeland om de in 1877 geannexeerde Zuid-Afrikaanse Republiek weer onafhankelijk te maken. Dat dit plan door klinkende overwinningen op het slagveld bij Majuba en Lange's Nek slaagde is opmerkelijk, maar de Boeren zullen er gewoon Gods hand in hebben gezien. Het nieuws van de overwinning in februari 1881 sloeg in Nederland echter in als een bom, en maakte bij velen nationalistische gevoelens wakker: 'Plotseling herrezen de Boeren als verre maar volle neven, behorend tot dezelfde roemruchte stam der Hollanders, met hetzelfde Geuzenbloed in de aderen.' [5] De 'kleurlingenquaestie', die in Nederland toch al niet hoog op de agenda stond, speelde nu geen enkele rol meer.

Onstuimige Boerenliefde

Al die plotsklaps opgewelde gevoelens van 'eerbiedige bewondering en warme toegenegenheid voor de stamverwanten' [6] konden niet zonder gevolgen blijven. Overal in het land werden steuncomité's voor de Transvaalse Boeren opgericht vaak onder leiding van mannen van naam. Een Utrechts en een Amsterdams comité bundelden in mei 1881 hun krachten, en de belangrijkste, grootste en nog steeds bestaande pro-Boer organisatie was geboren: de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging (NZAV). [7] Het doel van de vereniging was 'een band te vlechten tusschen beide stamverwante takken van den Dietschen stam.' [8] Op diverse manieren werd getracht deze verwantschap te verstevigen: manifesten aan het volk van Groot-Brittannië, een studiefonds voor Zuid-Afrikaanse studenten, een schoolfonds voor het uitzenden van Nederlandse onderwijzers en een taalfonds 'tot behoud van het Hollandsch in de Boerenrepublieken'. Verder hielp de NZAV emigranten naar Zuid-Afrika en richtte in 1888 een 'Informatie Bureau voor Emigranten' op. Een kerntaak direct vanaf het eerste verenigingsjaar was de verzending van Nederlandse (school)boeken om de kwaliteit van het Transvaalse onderwijs te verhogen. [9] Dat laatste zou nog een hele klus worden.

Boeren-schoolmeester

De onderwijswet van Transvaal stelde dat 'het de taak der ouders is om te zorgen voor het onderwijs hunner kinderen'. [10] Maar omdat de echte Boer een afkeer had van geleerdheid, en kennis van de Statenbijbel, psalmen zingen en een beetje kunnen schrijven en lezen genoeg vond, kwam er van dat onderwijs niet veel terecht. Het aantal openbare scholen in Transvaal was dan ook zeer klein (1868: 4, 1876: 13) en veel kinderen bleven geheel verstoken van onderwijs. Belangrijk voor een tussen afgelegen boerderijen rondreizende boeren-schoolmeester was dat hij een paard had en goed kon paardrijden. En het feit dat zelfs president Kruger verklaarde dat voor de jeugd bijbelkennis het voornaamste was, hielp het onderwijs ook niet vooruit. [11] Vakken als rekenen, geschiedenis en aardrijkskunde kwamen meestal niet aan bod. Na de herwonnen onafhankelijkheid van 1881 werd de noodzaak van degelijk onderwijs steeds meer ingezien. De nieuwe superintendent van het Departement van Onderwijs, Stephanus du Toit, kwam in 1882 met een nieuwe onderwijswet en breidde het aantal scholen flink uit (1891: 552). Als leider van de Eerste Afrikaanse Taalbeweging bevorderde hij het Afrikaans als spreektaal ('een jong loot van die ou Dietse stam het gesond en kragtig opgekom'). Maar Afrikaans als onderwijstaal verplicht te stellen was toen nog een stap te ver. Wel werd het Nederlands, de officiële schrijf- en kerktaal in Transvaal, de verplichte voertaal in het onderwijs. Dit zou het startsein vormen van een heuse taalstrijd in Transvaal tussen Engelstaligen en Nederlandstaligen. Du Toits opvolger in 1891, de Nederlander Nicolaas Mansvelt, gooide in zijn onderwijswet van 1892 olie op het vuur van deze taalstrijd door nog feller het Engels als onderwijstaal te bestrijden. [12] Maar hij wist ook door zijn rijke onderwijservaring het Transvaalse onderwijs te professionaliseren door schoolinspecties in te stellen en het middelbaar onderwijs uit te bouwen. Zowel onder Du Toit als onder Mansvelt werd steeds duidelijker dat Transvaal een schrijnend gebrek had aan 'degelijke, door-en-door knappe, Christelijke onderwijzers' [13] en aan leermiddelen die waren toegespitst op de situatie in Transvaal. Gelukkig waren de Nederlandse pro-Boeren bezig hun gloedvolle woorden om te zetten in daden.

Titelpagina van een door de NZAV uitgegeven aardrijkskundig leerboek.

Skoolboeke en kaarte

Het nieuws van de oprichting van de NZAV bereikte ook Transvaal en al in 1881 liet Du Toit de vereniging weten dat 'goeie skoolboeke, kaarte en skryfbehoefte baie welkom sal wees'. [14] Grote aantallen Nederlandse schoolboeken werden daarna verscheept naar Transvaal. Het besef brak echter bij Du Toit door dat 'vir die Transvaal 'n eie stel skoolboeke nodig is'. [15] In Pretoria, de regeringszetel, werden daartoe prijsvragen uitgeschreven, maar omdat 'vir geskiedenis en aardrykskunde niks ingekom het nie' [16] moest de NZAV in 1886 bijspringen. Hoewel de geografen Pieter Veth en Roelof Schuiling openlijk partij hadden gekozen voor de Boeren, kwam voor het schrijven van een Aardrijkskunde van Zuid-Afrika geograaf en actief NZAV-lid Hendrik Blink het meest in aanmerking. Of in zijn eigen woorden: 'de Zuid-Afrikaansche Boeren kon ik door mijn eigen kennis van het landelijk leven beter begrijpen en doorvoelen dan de stedeling.' [17] Het aan president Kruger opgedragen leerboek werd uitgebracht in 1889 door J.H. de Bussy in Amsterdam. Deze huisuitgever van de NZAV stond bekend om zijn sympathieën voor de Boeren en zou in 1896 zelfs een boekhandel openen in Pretoria. Als een soort late beloning zou Blink in 1900 namens de afdeling Den Haag van de NZAV de inmiddels gevluchte president mogen vergezellen op een rijtoer door onze regeringszetel. Het leerboek zou aanvankelijk worden voorzien van een 'uitvoerige kaart' van Transvaal, maar het bestuur van de NZAV kwam al snel tot de conclusie dat 'de gegevens voor dergelijke kaarten in Europa niet te krijgen zijn'. [18] Om precies dezelfde reden werd overigens een voorstel van uitgeverij Wolters om een schoolwandkaart van Zuid-Afrika uit te brengen door haar auteur Pieter Bos afgehouden. [19] Blink nam daarom een eenvoudige kaart van geheel Zuid-Afrika op in zijn leerboek. Kort na het verschijnen ervan werd echter bekend dat 'binnen enkele weken een nieuwe kaart der Zuid-Afrik. Republiek, door Jeppe deskundig te Pretoria bewerkt, te London het licht zal zien.' [20] De NZAV haalde het plan voor een 'uitvoerige kaart' weer uit de la, maar nu zou de kaart worden uitgevoerd als schoolwandkaart. Waren daar in Transvaal, dat wil zeggen in Pretoria, kaartenmakers voor te vinden?

Hoofdonderwijzer Ludolf van Wouw (bron: Anton van Wouw, J. Ernst, 2006).

Naar Transvaal!

Ludolf Anne Frederik Hendrik van Wouw (1832-1907), de tweede auteur van de schoolwandkaart, moet een gedreven en zeer christelijk man zijn geweest. Zijn loopbaan verliep voorspoedig: hulponderwijzer in Zutphen, hoofdonderwijzer in Driebergen (1860) en vervolgens in Rotterdam (ca. 1867). Op vrijdagavond had hij in Rotterdam nog genoeg bezieling over om 'christelijke werklieden de anti-revolutionaire hoofdgedachten van Mr. Groen van Prinsterer duidelijk te maken.' [21] Hij hield ook lezingen voor de 'Nederlandsche Oranje-Vereeniging', was aktief in de 'Vereeniging van Christelijke Onderwijzers' en publiceerde rekenboekjes. Zoals veel calvinisten had Van Wouw belangstelling voor de Afrikaner neven: 'Hy kon identifiseer met hulle onafhanklikheidstrewe en hul Calvinistiese godsdiens.' [22] In 1885 nam hij ontslag en emigreerde naar Bloemfontein in Oranje Vrijstaat, waar hij hoogstwaarschijnlijk als onderwijzer aan de slag ging. Veel Nederlandse emigranten vonden snel een beter betaalde baan in overheidsdienst, en Van Wouw vormde daar geen uitzondering op. In 1888 werd hij '2de Staatsklerk op de Staatssecretarie' in Pretoria, wat niet erg indrukwekkend klinkt, maar daar toch een van de best betaalde posities was (er was ook een '9de Assistent-klerk'). En omdat Van Wouw 'het tuis gevoel in Pretoria en sosiaal maklik aangepas' [23] was hij al snel weer net zo druk als in Rotterdam (Staats-almanak, volkstellingcommissie, kerkeraad, Christelijk Schoolblad, rekenboekjes, etc.). Zijn chef Willem Leyds, de staatssecretaris, was ook al een Nederlander en werd Krugers invloedrijke rechterhand genoemd. Leyds had grote belangstelling voor het onderwijs in Transvaal. [24] Zo had hij in overleg met de NZAV de drukproeven van Blinks leerboek gecorrigeerd. [25] Het kan niet anders of het werk aan de schoolwandkaart is rond 1890 via Leyds op het bureau van schoolman Van Wouw beland.

Frans en Jacobus Oerder in 1890 weer verenigd in Pretoria (bron: Frans David Oerder, A.E. Duffey, 2017).

Ook naar Transvaal!

De brieven van Van Wouw aan het thuisfront moeten aanstekelijk hebben gewerkt, want drie van zijn vijf zonen zouden hun vader spoedig nareizen. Een van hen, Anton van Wouw, zou later de vader van de beeldhouwkunst in Zuid-Afrika worden genoemd, en vervaardigde onder meer het standbeeld van Kruger in Pretoria. Hij studeerde vanaf 1875 aan de 'Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen' in Rotterdam en was daar een studiegenoot van Jacobus Hendrikus Oerder (1862-1939), de eerste auteur van de schoolwandkaart. Mogelijk is Oerder door de familie Van Wouw aangestoken door het Afrikaner virus, aangezien ook hij in 1888 de boot naar Zuid-Afrika nam. Hij kon direct aan de slag op de Kaapsche Hoop-goudvelden in Transvaal als claiminspecteur bij het Departement van Mijnwezen om 'delfplekken' oftewel claims op te meten. Om voeling met het vak te krijgen werd hij direct lid van de Nederlandse 'Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde'. In 1889 vervaardigde Oerder voor het departement een gedetailleerde plattegrond van Pretoria, waarop hij nogal eigenaardig wordt aangeduid als 'Lid v.d. V.v.K.&Lm en Architect'. Rond 1890 verhuisde Oerder voor een betere baan naar Pretoria en werd 'Secretaris-Staatsmijningenieur'. Nu kwam Oerder uit een 'baie kunssinnige familie' en ook zijn broer Frans Oerder studeerde dus aan genoemde Academie. [26] In 1890 emigreerde Frans naar Transvaal (het werd een gewoonte), startte daar zijn indrukwekkende schildersloopbaan en werkte veel samen met zijn vriend Anton van Wouw, de beeldhouwer, aan allerlei kunstprojecten. Het schoolwandkaartproject van schoolman Ludolf van Wouw en 'technicus' Jacobus Oerder was dus maar één voorbeeld van samenwerking tussen de familie Van Wouw en de familie Oerder.

Kaarttitel en opdracht aan president Kruger.

Hollander-oorheersing

Oerder en Van Wouw stuurden in 1891 hun kaartontwerp naar de NZAV, waarna de steendrukkerij van De Bussy aan de slag kon. Contractueel was bepaald dat de gehele oplage van 600 exemplaren (540 opgeplakt op linnen, 60 nog niet opgeplakt) via Durban naar Pretoria zou worden verzonden. De onopgeplakte exemplaren werden echter weer teruggestuurd, waarover Van Wouw in een brief aan de NZAV opmerkte: 'We hebben alle moeite gedaan, om ze hier opgeplakt te krijgen op linnen, van rollen voorzien en gevernist, doch te vergeefs.' [27] Dit kan verklaren waarom De Bussy in 1899 tijdens de Tweede Boerenoorlog nog onverkochte exemplaren trachtte te verkopen.

Het tweede woord van de kaarttitel 'Hollandsch' is niet zonder betekenis. Het paste goed in het vanaf 1891 streng doorgevoerde beleid van superintendent Mansvelt en zijn landgenoot Leyds: 'Alle onderwijs moet gegeven worden in de Hollandsche taal.' [28] Het zou de Boerenbevolking beschermen tegen verengelsing en een fundament moeten vormen van de Transvaalse onafhankelijkheid. Deze opvatting werd gedeeld door veel onderwijzers en leraren en ook door de meeste ambtenaren van het Departement van Onderwijs en de Staatssecretarie. Dat was echter te verwachten aangezien dat precies de beroepen waren die werden gedomineerd door geëmigreerde Nederlanders. Deze poging om de 'Hollandsche ondergrond van het wordende volk te versterken' [29] is later wel betiteld als 'cultureel imperialisme'. [30] Veel Boeren, toch al behept met een xenofobe inslag, zagen deze 'Hollander-oorheersing' met lede ogen aan. De idee van stamverwantschap was onder hen niet bijster populair, en 'Hollanderhaat' was wijdverbreid. Engels als (tweede) onderwijstaal was dan ook bespreekbaar voor deze Boeren, en had in sommige delen van het land zelfs de voorkeur: 'Nobody here being interested in the Dutch language.' [31] De reactie van Van Wouw op de schoolwandkaart illustreert de cultuurverschillen tussen Nederlanders en Boeren. In het algemeen was men in Transvaal ingenomen met de kaart, maar de opdracht aan en de beeltenis van Kruger hadden beter weggelaten kunnen worden. Deze had de NZAV zonder medeweten van de auteurs 'in eerbiedwaardige bewondering' op de kaart gezet. Maar volgens Van Wouw 'houden de Boeren er niet van, om overal de Presidentskop op te zien'. [32] Waarschijnlijk zouden sommige 'Hollanderhaters' het woord 'Hollandsch' in de titel ook liever geschrapt willen zien.

Map of the Transvaal or S.A. Republic van Friedrich Jeppe uit 1889 (127 x 118 cm, collectie Zuid-Afrikahuis, Amsterdam).

Reuzendijken en reuzenpercelen

De hierboven genoemde deskundige kaartenmaker in Pretoria Friedrich Jeppe was geograaf en 'die vernaamste kartograaf van Transvaal'. [33] In 1868 publiceerde hij al de beste kaart van Transvaal van dat moment [34], maar zijn versie uit 1889 (schaal 1:1.000.000) was 'geradezu revolutionär'. [35] Het nog niet door triangulatie opgemeten Transvaal bleek maar liefst 0,25 tot 1 lengtegraad westelijker te liggen. Oerder en Van Wouw hoefden dus niet lang te zoeken naar kaartbronnen. Ze namen de benodigde gegevens nauwgezet van Jeppe over inclusief de met onderbroken lijnen aangegeven onzekerheden. Ook de opvallende oranjekleurige goudvelden komen van Jeppe, maar hier zijn enkele aanpassingen en aanvullingen uitgevoerd. Waarschijnlijk beschikte Oerder als 'Secretaris-Staatsmijningenieur' in 1891 over accuratere informatie dan Jeppe in 1889. De schoolwandkaart geeft veel duidelijker dan Jeppes wandkaart aan dat Transvaal geen zeeverbinding heeft en dat de politieke grenzen vaak natuurlijke grenzen zijn: de Limpoporivier in het noorden, de Vaalrivier in het zuiden en het merkwaardige Lebombogebergte ('één enkele bergmuur, een reuzendijk' [36]) in het oosten. Ook de grenzen van de districten (13 in 1882, 17 in 1892, 19 in 1899) zijn vaak rivieren en door de fraaie vlakkleuring komen de districten duidelijk naar voren. De boerderijpercelen hadden in Transvaal soms reusachtige afmetingen tot 100 km2. Dit verklaart waarom de districtsgrenzen die geen rivieren zijn zelfs op deze kleinschalige overzichtskaart (schaal 1:666.666) soms een zig-zag-lijn vertonen door het volgen van de grenzen van deze reuzenpercelen. De reliëfweergave is een zwak punt: nogal eenvoudige bergschrapjes en de belettering van de bergen is vaak onleesbaar doordat ze door de rupsachtige gebergtetekening loopt. Wat verder opvalt is het grote aantal (plaats)namen op de kaart dat verwijst naar de geschiedenis van de Boeren: Boerenleiders (Pretoria, Potchefstroom, Schoenmansdal), onafhankelijkheid (Vrijheid, Vrijburg) en ontberingen (Lijdenburg, Bloedrivier). Ook Nederlanse plaatsnamen (Ermelo, Middelburg) en bijbelse namen (Bethlehem, Nazareth, Nijlrivier) komen veel voor. En enkele plaatsen in de goudvelden zijn genoemd naar de emoties van fortuinzoekers: Kaapsche Hoop, Otto's Hoop en Eureka.

Centrumgedeelte van de schoolwandkaart met districtsgrenzen die worden bepaald door perceelsgrenzen.

Gouden aanraking

De vondst van diamanten bij Kimberley begin jaren zestig van de negentiende eeuw trok de aandacht van gelukzoekers maar ook van Engeland. De diamantvelden werden daarna ondanks claims van Oranje Vrijstaat aan de Engelse Kaapkolonie toegewezen. De vondst van goud in diverse delen van Transvaal vanaf de jaren zeventig was echter voorlopig buiten het bereik van het 'perfide Albion'. Vooral de goudvondst in 1886 in de Witwatersrand, een bergrug ten zuiden van Pretoria die de waterscheiding vormt tussen de Vaal en de Limpopo, was sensationeel. 'De Rand' zou het grootste goudproducerende gebied ter wereld worden, Transvaal transformeren van een arm naar een rijk land en 'de Boeren wakker schudden uit hun rust'. [37] Opeens was er geld voor de aanleg van spoorwegen en telegraaflijnen. Door het gebrek aan bevaarbare rivieren waren de spoorwegen economisch van levensbelang voor het transport van en naar de goudvelden. De in 1895 geopende spoorweg van Pretoria naar het Portugese Lourenço Marques aan de Indische Oceaan was daarnaast van groot politiek en militair belang. Deze 'Oosterlijn' maakte voor het eerst een niet door de Engelsen gecontroleerd contact met de buitenwereld mogelijk, en was een oude droom van Kruger en Leyds. Het spoorwegennet maakte in de jaren negentig een onstuimige groei door en ook op de schoolwandkaart is dat merkbaar. Op het hier afgebeelde exemplaar zijn rond 1899 maar liefst acht spoorwegen door een deskundig tekenaar van De Bussy met de hand bijgetekend om de kaart weer up-to-date en beter verkoopbaar te maken. Ook het telegraaflijnennet was voor de goudmijnen van groot economisch belang en sterk in ontwikkeling. De schoolwandkaart geeft aan dat al in 1892 elk district en bijna elk goudveld telegrafisch bereikbaar was. De goudvelden leverden Transvaal hoge inkomsten op, maar - zoals ook koning Midas ondervonden heeft - ze zouden tevens het einde bewerkstelligen. De enorme aantallen goudzoekers, deels van Engelse afkomst, kregen van de Boeren nauwelijks politieke rechten. Deze 'Uitlanders-kwestie' zou Engeland een aanleiding geven om in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) definitief met Transvaal en Oranje Vrijstaat af te rekenen. Midas kon echter nog eenvoudig van zijn vloek afkomen. President Kruger restte in 1900 niets anders dan de boot naar Europa en een rijtochtje door Den Haag met Blink aan zijn zijde.

Engelse insluiting van Transvaal.

No more heroes

De Engelse stoomwals vanuit de Kaapkolonie naar het noorden was niet meer te stoppen, ook al dachten de Boeren God aan hun zijde te hebben. Natal (1) werd in 1843 geannexeerd en de diamantvelden bij Kimberley (2) zijn hierboven al genoemd. Twee nieuwe Boerenrepubliekjes, Stellaland en Goosen, werden in 1885 onder druk opgenomen in Brits Bechuanaland (3). Het gebied noordelijk daarvan werd een Brits protectoraat (4). En in 1893 onderwierp Cecil Rhodes Matabeleland, op de schoolwandkaart Makalakaland genoemd (5), en noemde het Rhodesië. Maar ook aan de oostgrens van Transvaal was het onrustig. Het in 1884 gestichte Boerenrepubliekje 'Nieuwe Republiek' (later een district van Transvaal onder de naam Vrijheid) was interessant voor de Boeren door de ligging aan de Indische Oceaan. Plannen voor een spoorweg van Pretoria via Utrecht naar de St.-Lucia Baai lagen dan ook al in 1885 klaar. [38] Helaas moest het protectoraat over Zulu Land (6) aan Engeland worden afgegeven (1887). De spoorweg zou een lijntje op de kaart blijven. Maar er was nog een baai aan de Indische Oceaan die voor de spoorwegplannen geschikt was. Kosibaai was bereikbaar via Zwaziland (in 1894 een protectoraat van Transvaal) en Tongaland (7). Door de bijtijdse Engelse inlijving van Tongaland (1895) viel ook dit plan in het water en was de insluiting van Transvaal vrijwel compleet. De Tweede Boerenoorlog, correcter is thans de benaming Zuid-Afrikaanse Oorlog, was het logische slotstuk van de geschetste insluiting. Nederland stond volstrekt machteloos en de Nederlandse interesse in de Boeren zou na 1902 snel wegebben. Alleen de NZAV zou tot ver in de twintigste eeuw stug doorgaan met te hameren op de 'versterking van het Hollandse element'. [39] Veel 'Hollanders' zoals Mansvelt en Leyds zochten hun heil in Europa. Vluchtelingen in Lourenço Marques werden in 1901 in kampen in Portugal ondergebracht, en stichtten daar een 'School der Boerenballingen'. Gezien de schoolwandkaarten van Transvaal en Palestina (zie foto) waren ze niet van plan hun wortels te veronachtzamen. Ook Van Wouw zocht het moederland weer op en bleef door lezingen op 'Transvaal-avonden' en de vertaling van Duitse boekjes (zoals Christiaan de Wet, de held van Zuid-Afrika) trouw aan zijn overtuigingen. Oerder bleef in Pretoria wonen en werken. Na de Vrede van Vereeniging (1902) en de oprichting van een Transvaalkolonie onder Brits bestuur leken de Boeren een come-back te maken: Unie van Zuid-Afrika (1910), oprichting 'Nasionale Party' (1913), Afrikaans gelijkgesteld aan het Nederlands (1925), 'Nasionale Party' legaliseert rassenscheiding (1949), begin van anti-apartheidsbeweging door Sharpeville bloedbad (1960). Nederland zou een voortrekkersrol spelen in de strijd tegen de apartheid. Net als in 1881 sprongen overal steungroepen uit de grond, maar dit keer van een geheel ander karakter. Gevoelens van stamverwantschap zijn vrijwel verdwenen en de gedachte aan een 'Groot-Holland onder het Zuiderkruis' [40] is nog zeldzamer geworden dan de Eerste Hollandsche schoolkaart.

Ansichtkaart uit 1901 met het onderschrift 'School der Boerenballingen te Caldas da Rainha, Portugal'.





Veel dank aan de beheerders van dé Zuid-Afrika-collectie in Nederland: het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.

Noten

-1. Spruyt, C.B., Aan het bestuur van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. In: Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap VII (1890), 1, blz.479.
-2. N.N. [1895], Emigrantenbond: Naar Transvaal! Rotterdam: Emigrantenbond, blz. 41.
-3. Lion Cachet, F. (1898), De worstelstrijd der Transvalers. Amsterdam: Höveker & Wormser, 3e druk, blz. 395.
-4. Bossenbroek, M. (2012), De Boerenoorlog. Amsterdam: Athenaeum, blz. 51.
-5. Idem, blz. 34.
-6. Louter, J. de e.a. (1931), Nederland-Zuid-Afrika: Gedenkboek etc. Amsterdam: NZAV, blz. 115.
-7. Bossenbroek 2012, blz. 36.
-8. Louter 1931, blz. 4.
-9. Schutte, G.J. (1986), Nederland en de Afrikaners: Adhesie en aversie. Franeker: T. Wever, blz. 85.
-10. N.N. (1892-1898), Staats-almanak der Zuid-Afrikaansche Republiek voor het jaar … Pretoria: Staatsdrukkerij.
-11. Andriessen, W.F., Het onderwijs in de Zuid-Afrikaansche Republiek. In: De Gids 56 (1892), III, blz. 158.
-12. Lugtenburg, A.H. (1925), Geskiedenis van die onderwys in die S.-A. Republiek (1836-1900). Pretoria: J.L. van Schaik.
-13. Lion Cachet, F. (1882), De worstelstrijd der Transvalers. Amsterdam: J.H. Kruyt, blz. 408.
-14. Lugtenburg 1925, blz. 132.
-15. Idem, blz. 142.
-16. Idem, blz. 142.
-17. Blink, H. (1932), Een tijds- en levensbeeld. Den Haag: W.P. van Stockum & Zoon, blz. 158.
-18. Blink, H. (1889), Aardrijkskunde van Zuid-Afrika. Amsterdam: J.H. de Bussy, opdracht.
-19. Ormeling, F.J. sr., Brieven van P.R. Bos, initiator van de Bosatlas. In: Geografie Educatief 5 (1996), nr. 4, blz. 38.
-20. Blink 1889, opdracht.
-21. N.N., [Nieuws uit Rotterdam]. In: De Standaard, 26-9-1878.
-22. Ernst, J. (2006), Anton van Wouw: 'n Biografie. Vanderbijlpark: Corals Publishers, blz. 19.
-23. Idem, blz. 21.
-24. Schutte 1986, blz. 107.
-25. Blink 1932, blz. 158.
-26. Duffey, A.E. (2017), Frans David Oerder (1867-1944). Pretoria: Protea Boekhuis.
-27. Zuid-Afrikahuis, Archief van de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging 1881-2015, Nr. 1844: Stukken betreffende de uitgave van schoolkaarten en een wandkaart, brief L.A.F.H. van Wouw van 16-9-1892.
-28. Lugtenburg 1925, blz. 181.
-29. Louter 1931, blz. 107.
-30. Kuitenbrouwer, V. (2012), War of words: Dutch pro-Boer propaganda and the South African War (1899-1902). Amsterdam: Amsterdam University Press, blz. 21.
-31. Lugtenburg 1925, blz. 136.
-32. Idem noot 27.
-33. Kock, W.J. de en Krüger, D.W. (1972), Suid-Afrikaanse biografiese woordeboek. Pretoria: Raad vir Geesteswetenskaplike Navorsing, deel II, Friedrich Heinrich Jeppe, blz. 347.
-34. Jeppe, F., Die Transvaal'sche oder Süd-Afrikanische Republik. In: Petermann's Geographische Mittheilungen, Ergänzungsband V (1867-1868), Heft 24.
-35. N.N., Südafrika. In: Petermanns Geographische Mitteilungen 35 (1889), blz. 207.
-36. Niermeyer, J.F., De oorlogsterreinen in Zuid-Afrika. In: Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap XVI (1899), blz. 792.
-37. Blink, H. (1890), De Zuid-Afrikaansche Republiek en hare bewoners. Amsterdam: Seyffardt's Boekhandel, blz. 64.
-38. Wichmann, H., Die 'Neue Republik'. In: Petermanns Geographische Mitteilungen 31 (1885), blz. 426.
-39. Rozenburg, R. (1986), De bloedband Den Haag - Pretoria. [Amsterdam]: Komitee Zuidelijk Afrika, blz. 128.
-40. Louter 1931, blz. 95.


homepage
De Wereld aan de Wand
foto-overzicht
Collectie De Wereld aan de Wand
informatie
(school)wandkaarten
Publicaties